“Tijdens mijn studie dronken we allemaal stevig, dat was normaal. Maar als de rest naar bed ging, dronk ik door. Van de drank kalmeerde ik.” Albert (48) worstelt jarenlang met een paniekstoornis en verslavingen, maar hij begint zijn verhaal met een conferentie die hij recent bezocht: “Tijdens de lunch zat ik alleen op een bank in een hoek terwijl iedereen samen aan tafel zat te eten. Ik had de indruk dat God zei: ‘Zo heb jij altijd geleefd. Als een wees: eenzaam, buiten de groep. Maar je hoort erbij.’ Na de lunch werd verteld dat kinderen die bij de geboorte een trauma meemaken, bijvoorbeeld als de helft van een tweeling overlijdt of als een kind lang in de couveuse ligt, er later een veel grotere kans op verslaving is. Ik dacht: ik hoor in vijf minuten mijn leven.”
De tweelingzus van Albert overleed een week voor de geboorte in de baarmoeder. Albert vertelt: “Na mijn geboorte heb ik twee maanden in de couveuse gelegen. Mijn ouders hebben me in die tijd nauwelijks gezien en me nooit kunnen aanraken. Zo deden ze dat toen, maar nu weten we dat dat funest is voor de band tussen moeder en kind. Een baby heeft liefde nodig. Als hij die door omstandigheden niet krijgt, gaat hij uiteindelijk zelf liefde zoeken. Bijvoorbeeld in verslaving. Op mijn elfde zag ik voor het eerst naaktplaatjes. Het was alsof er confetti ontplofte in mijn hoofd. Op mijn dertiende ging ik roken. Weer confetti. Twee jaar daarna kwam de alcohol. Opnieuw confetti. Tussendoor had ik ook computergames ontdekt. Ik was zó verslavingsgevoelig. Alles wat in een Fries dorp voorhanden was, gebruikte ik. Ik ben blij dat er geen drugs waren, anders was ik er nu denk ik niet meer geweest.
“Na twee biertjes dacht ik: zo zou ik me altijd moeten voelen. Dan was de angst weg.”
Het verlangen naar liefde zorgde er ook voor dat ik in een destructieve relatie terechtkwam. Toen ik net bij De Hoop was opgenomen, bezocht ik ook bij een conferentie, met de psychologe Catherine Fabiano. Zij legde uit waarom het tussen mijn ex en mij niet goed was gegaan. Mijn ex verloor haar moeder toen ze negen was en had zich daardoor helemaal afgesloten van haar gevoel. Ik was door het gemis van mijn tweelingzus juist altijd op zoek naar verbinding. Catherine vertelde dat als dergelijke mensen een relatie krijgen, ze elkaar kapotmaken. Ik was al tien jaar aan het rouwen om ons mislukte huwelijk en nu wist ik opeens waarom het niet goed kón gaan. Dat was zo’n opluchting.”
Paniekaanvallen
Naast verslavingen heeft Albert vanaf zijn negentiende paniekaanvallen. “Ik had daardoor allerlei lichamelijke klachten. Deze klachten en de angst, dempte ik met alcohol. Mijn voetbalteam promoveerde in 2000. Toen ben ik zo dronken geworden dat ik uiteindelijk in het ziekenhuis belandde. Dat was het eerste teken dat mijn alcoholgebruik buitensporig was. Tijdens mijn studie dronken we allemaal stevig, maar dat was normaal. Bij een Champions League-wedstrijd op tv ging er vaak een krat bier door, maar als de rest naar bed ging, dronk ik door. Van de drank kalmeerde ik. Na twee biertjes dacht ik: zo zou ik me altijd moeten voelen. Dan was de angst weg. Met meer drank werd ik euforisch, tot ik kotsmisselijk was.” In 2002 verlaat Alberts vrouw hem. “Ik was dodelijk eenzaam. Als ik geen verplichtingen had, ging ik ’s middags al drinken, gamen en roken. Ik draaide altijd late diensten, van half 12 ’s ochtends tot 10 uur ‘s avonds. Dan kon ik een beetje mijn roes uitslapen en sleepte ik mezelf naar het werk. Daar ‘ontkaterde’ ik. Werkgevers waren blij met mij, maar vaak werd ik na een jaar ontslagen, vanwege ziekteverzuim. Bij mijn laatste baan hield ik het drie jaar uit voordat ik alsnog werd ontslagen. Ze wisten van mijn problematiek en er waren afspraken over, die ik niet nakwam.”
“Ik kwam terecht op de afdeling Dubbel Diagnose. Het voelde vreselijk, maar ik wist dat ik hier moest zijn.”
Hulp
Albert meldt zich in zijn omgeving aan voor hulp bij zijn paniekaanvallen. “Meteen bij de intake belde ik al af. De avond ervoor wilde ik twee biertjes drinken, maar dat waren er veel meer geworden. De receptioniste verbond mij door naar Willem, een therapeut die eerder bij De Hoop had gewerkt. Hij vroeg waar ik woonde en zei: ‘Ik kom eraan’. Ik dacht: nee, nee, nee! Ik keek om me heen: kopjes met schimmel, volle asbakken, afwas. Toen ik de gordijnen opendeed zag het er nog erger uit. Ik heb gepoetst als een gek, alle ramen opengezet, snel gedoucht en me aangekleed. Ik was net klaar toen Willem voor de deur stond. Ik dacht dat hij niets zou merken. Maar toen ik goedemorgen zei, rook en zag hij meteen wat er aan de hand was. Hij vroeg of ik wilde bijhouden hoeveel ik dronk. Dat deed ik, maar ik vulde de helft in van wat ik echt had gedronken. Tijdens de volgende afspraak zei Willem: ‘Oké, drie biertjes is zes biertjes, vier is acht. Toch?’ Ik dacht: verrek, die vent is goed! Hij zei dat ik een alcoholprobleem had en daar eerst aan moest werken, omdat anders therapie voor de angststoornis geen zin had.”
Boos
Albert wordt doorverwezen naar Terwille: verslavingszorg in Noord-Nederland. “Ik had de intake met Francien. Dat was een bijzonder iemand. Ze was jong, kundig en professioneel, ik voelde bij haar enorm veel liefde en zorg voor haar cliënten. Ze belde mij bijvoorbeeld een keer tijdens een zwaar weekend om te vragen hoe het ging. Terwille was het begin van de oplossing, maar het was niet genoeg. Dus werd ik doorverwezen naar De Hoop. Daar kwam ik terecht op de afdeling Dubbel Diagnose. Het voelde vreselijk, maar ik wist dat ik hier moest zijn. Ik was afgesloten van al mijn verslavingen, en de eerste week had ik ook geen telefoon. Na het ontbijt kwam er een man met een gitaar en zongen we liedjes over God. Vreselijk vond ik dat. Ik was gelovig opgevoed, maar ik dacht dat God boos op me was. Ik was bang voor Hem. Er waren bij De Hoop ook veel regeltjes. Daar was ik al helemaal allergisch voor. Ik had nu paniekaanvallen zonder dat ik ze kon dempen. Mijn angst en verdriet kwamen keihard naar boven: over mijn tweelingzus, over mijn mislukte huwelijk.”
God opnieuw ontmoet
Albert probeert afleiding te zoeken. “Voetbal was mijn passie. In mijn eerste opnameweek was de WK-finale Nederland-Spanje. Ik dacht: dat heb ik slecht getimed. Maar het was goed: ik ging nuchter naar bed en de volgende ochtend had ik alleen een kater van het verlies van de finale. Zelf speelde ik geregeld met een team van cliënten tegen een team van begeleiders en we wonnen steeds. Dagelijks ging ik langs alle afdelingen op Dorp De Hoop op zoek naar mensen om ’s avonds mee te voetballen. Ik kon er mijn rotgevoelens in kwijt en het bracht me in contact met andere cliënten.” Naast voetbal heeft Albert veel baat bij de werkervaring die hij opdoet bij De Hoop. “Ik was opgeleid als programmeur, maar dat paste niet bij me. Ik wilde schrijven. Dus ik ging naar de media-afdeling van De Hoop. Dat was achteraf gezien levensveranderend. Ik heb later schrijfopleidingen gedaan en ben nu met een boek bezig, over het verstaan van Gods stem.
Verder gaf ik voorlichting op scholen. Mensen denken dat verslaafden rare mensen zijn, maar ik vertelde de schoolkinderen dat het vaak juist gevoelige en verwonde personen zijn. God ziet dat en wil ze helen. Daarom is het zo goed dat De Hoop er is. Daar geven ze mensen een dertigste of zeventigste kans vanuit hun geloof. Zelf heb ik bij De Hoop God opnieuw ontmoet. Ik wilde niet mee naar de kerk, maar uiteindelijk ging ik toch. Eerst werd ik vooral door de muziek geraakt. Alsof die speciaal voor mij was. Er was in die kerk een themadag over angst. De spreker vertelde precies wat er speelde in mijn leven. Er is toen ook gebeden dat de angst zou weggaan, maar dat is pas jaren later gebeurd, bij mijn doop.”
Renoveren
Albert verlaat De Hoop na negen maanden. “Er werd me aangeraden om begeleid te gaan wonen. En een neef en nicht boden mij aan om bij hen te gaan wonen. Maar ik dacht dat ik het wel weer alleen kon. Ik ging naar huis en ging weer aan het werk. Na twee maanden had ik een heel slechte week op mijn werk. Die vrijdagavond kocht ik een krat bier en sigaretten. Ik viel terug en werd weer opgenomen, bij een locatie van Terwille. Toen ik daar klaar was, vroeg mijn neef: ‘Kom je nu bij ons wonen?’
“Mijn levenshuis was een krot. Nadat de verslaving eruit was, kon God het gaan renoveren.”
Ik had geen huis én geen keus meer. Ik ben later nog één keer teruggevallen, maar sindsdien heb ik niet meer gedronken. Mijn levenshuis was een krot. Nadat de verslaving eruit was, kon God het gaan renoveren, kamer voor kamer. Ik ben uiteindelijk in Assen gaan wonen en heb daar een nieuw, gezond netwerk opgebouwd. Mensen herkennen me bijna niet meer terug. Vroeger zat ik altijd met de gordijnen dicht, verstopt voor iedereen. Nu zit ik buiten als de zon schijnt en praat ik met iedereen. Laatst heb ik op zondag in de kerk een toespraak gehouden over Gods stem verstaan en daarna heb ik een cursus over dit onderwerp gegeven. Ik ben net voor de tiende keer gestart met het geven van een Alpha-cursus. Ik heb Gods liefdevolle hart ontdekt. Dat wil ik graag delen met anderen.”
Huwelijk
Na zijn mislukte huwelijk is Albert twaalf jaar lang alleenstaand. “Ik dacht vaak: waarom komt er nou niet een fijne vrouw voor mij? Ik vond dat ik er klaar voor was, maar ik moest eerst met mezelf leren leven. Uiteindelijk heb ik Annemieke ontmoet en we zijn nu zeven jaar gelukkig getrouwd. We hebben soms moeilijke tijden, maar God leidt ons er steeds doorheen. Zo kon Annemieke niet zwanger worden.
Begin 2020 kreeg ik een droom waarin ze zwanger was en het woord handicap om haar heen draaide. Kort daarna bleek ze inderdaad zwanger te zijn. Ze moest alleen naar de eerste echo, omdat het in coronatijd was. Ik zat buiten in de zon en zag in vijf minuten drie mensen voorbijfietsen met een kindje met het syndroom van Down. Hoe groot is die kans? Ik zei: ‘God, wilt U mij iets vertellen; heeft onze baby Down?’ Dat bleek zo te zijn. Onze dochter Emma Louise is in 2020 geboren en bijna gestorven na de geboorte. Ik raakte daar totaal van in de war. Mijn zwager zei: ‘Ik zie dat je het zwaar hebt. Wel mooi dat je het niet op een zuipen zet.’ Toen dacht ik: o, dat had ook nog gekund. Ik had er totaal niet aan gedacht.”
Doop
Een jaar later laat Albert zich dopen. “De angst- en paniekstoornis is in het water achtergebleven. Mensen die erbij waren zeiden: ‘Toen je uit het water kwam, keek je anders uit je ogen.’ Ik ben best nog weleens angstig, maar niet meer zoals destijds. Vroeger had ik woedeaanvallen. Die zijn ook weg. Ik ben steeds voller van God. Ik heb ontdekt hoe liefdevol Hij is. Ik was een tijdje geleden bij een conferentie over de Heilige Geest. In de auto bad ik: Heer, ik wil graag voelen vandaag dat U mij ziet. Dat U van me houdt. Ik voel me zo vaak niets waard en ongeschikt. Tijdens een lied zei de zangeres: ‘Misschien voel je je een nietsnut, maar God houdt van je.’ Ze keek me recht aan terwijl ze dat zei. Ik kwam naar voren voor gebed en juist die zangeres kwam naar mij toe. Ze stelde zich voor en begon te bidden. Haar eerste zin was: ‘Ik bid voor het trauma bij je geboorte.’ Ik viel op mijn knieën. God sprak door deze onbekende vrouw tot mij: ‘Ik zie je, Ik ken je, Ik hou van je.’”
“Geloven is voor mij niet meer een concept, maar dag aan dag optrekken met een Vader die heel veel van me houdt.”
Vorig jaar is Albert ook aan de slag gegaan met het verlies van zijn tweelingzus. “Ik heb haar altijd gemist, maar heel lang besefte ik dat niet. Ik voelde me altijd eenzaam en verdrietig. Dat was normaal voor mij. Mijn tweelingzus heeft nooit een naam gekregen. Die wilde ik haar graag geven. Op Eeuwigheidszondag vroeg ik in de kerk aan God welke naam ik haar mocht geven. Meteen kwam de naam Debora in me op. Na de dienst liet ik voor me bidden. Iemand van het gebedsteam zei: ‘Ik heb een naam gekregen voor je tweelingzus: Debora.’ Ik wist: God is er echt. Meer dan dat, Hij is betrokken. Geloven is voor mij niet meer een concept, maar dag aan dag optrekken met een Vader die heel veel van me houdt. Mijn tweelingzus mis ik nog steeds. Maar God heeft me laten weten dat Debora bij Hem is en dat ik haar terug zal zien en mag omhelzen. Daarom snap ik nu de mensen die met een gitaar over God zingen. Die mensen die ik zo irritant vond! Zo’n iemand ben ik nu zelf.”