De schaamte voorbij
Als je de polikliniek van De Hoop in Veenendaal binnenstapt, word je verwelkomd door warme, groene kleuren op de muur en posters met korte, herkenbare gedichtjes. Achter de kleuren en posters schuilt een verhaal van twee vrouwen, die elkaar nodig hadden in hun herstel. Oud-cliënt Joukje en medewerker Romy leiden me rond.
Joukje is degene die de gedichtjes schreef, Romy koos ervoor om ze te gebruiken bij de herinrichting en uitbreiding van de polikliniek. De vrouwen hebben dezelfde missie: schaamte over psychische problemen doorbreken en moeilijke onderwerpen bespreekbaar maken. Romy wijst naar een poster aan het eind van de gang, in een rustige hoek. “Soms neemt een behandelaar een cliënt mee naar deze poster.” We blijven even in stilte staan bij het kleine gedichtje ‘Mis’, dat de emoties rond een miskraam samenvat met een paar kernachtige woorden. Joukje praat als eerst. “Dit gedichtje heeft zóveel mensen geraakt. Je merkt dan dat er nog een groot taboe rust op dit thema en dat er weinig over gesproken wordt. Deze gedichtjes over verdriet, angst of dwang geven veel herkenning en openheid. Juist doordat ze kort en krachtig geschreven zijn, blijven ze hangen. Zo worden psychische problemen bespreekbaar.”
"Deze gedichtjes over verdriet, angst of dwang geven veel herkenning en openheid. Zo worden psychische problemen bespreekbaar.”
Veiligheid en herkenning
Joukje schreef de gedichtjes in eerste instantie voor zichzelf. Het schrijven hielp haar om tot rust te komen en te verwoorden hoe ze zich voelt. Het was een grote stap voor haar om de gedichtjes publiekelijk te delen: eerst in de polikliniek en na aanmoediging van Romy ook via een eigen Facebookpagina. Romy: “Ik was de eerste, ná je man, aan wie je jouw gedichtjes liet lezen. Je voelde je veilig bij mij. Dat kon ik nóg meer geven, nadat ik zelf had ervaren hoe het is om in een dal te zitten.” Joukje: “Ik voelde liefde, veiligheid en vertrouwen. Bij psychische problemen hoort een bepaald gevoel. Je kan je ervoor schamen en het maakt je kwetsbaar. Zo benaderen mensen je soms ook. Ik was dan ook erg verrast door jouw reactie toen ik mijn gedichtjes liet lezen. Je was zo enthousiast. ‘Dit is prachtig, Joukje!’ riep je. Je was echt geraakt. En die reactie was zó oprecht, zo puur.” Romy glimlacht en valt stil, met tranen in haar ogen. Het is niet zonder reden dat Joukje zich veilig voelt bij Romy. Ook Romy maakte een heftige tijd mee, toen haar werk bij Horeb, een woon- en leefgemeenschap van De Hoop in Beekbergen, moest stoppen. Het leidde uiteindelijk wel tot de samenwerking met Joukje.
Levenswerk bij Horeb
Romy praat nog steeds vol vuur over het werk bij Horeb, dat haar zo vormde. “Op Horeb woonden (ex-)verslaafde mannen die elkaar hielpen met afkicken en herstellen. Ik zat daar achter de balie en ontving de aanmeldtelefoontjes. Je kreeg mannen aan de lijn die hun hele levensverhaal vertelden. Kom morgen maar, zei ik dan. De volgende dag stonden ze op de stoep, soms met niet meer dan twee plastic tasjes. Ik mocht ze verwelkomen, omarmen in Gods liefde. Ik kon hen zien zonder oordeel, als gelijke. Wachtlijsten hadden we toen niet. De mannen woonden in barakken en hielpen elke nieuwkomer met afkicken. Ze zetten een emmer naast je bed of smeerden zestien boterhammen als je een hongerkick had… Ik zag ze binnenkomen, opbloeien en herstellen.”
Te veel verdriet
Aan het werk bij Horeb kwam een abrupt einde toen het overheidsbeleid veranderde. Cliënten moesten in hun eigen woonplaats geholpen worden en in de regio Apeldoorn was meer dan genoeg hulpverlening. Horeb kon niet langer bestaan. Romy: “Dat heeft me ontzettend veel gedaan. We moesten voor alle cliënten een andere plek regelen, maar overal waren lange wachtlijsten. Sommige mannen woonden al jaren op Horeb en moesten ook verhuizen. We hebben zó hard gewerkt om iedereen een plek te geven. Daarnaast organiseerde ik het afscheid en de reünie en waren er veel emotionele spanningen van bewoners en collega’s die hun baan verloren. Ook ik moest die geweldige werkplek voortaan gaan missen. Toen het afgerond was en Horeb de deuren sloot, stortte ik in.” Romy kreeg een baan bij de Polikliniek van De Hoop in Veenendaal, maar had een burn-out. Het inrichten van de locatie en het samenwerken met Joukje werd haar reïntegratieproject.
"Zó'n klein mensje, door God op jouw pad gebracht?"
Vleugels
Het heeft Romy én Joukje verder gebracht. Romy: “Samen hebben we er wat moois van gemaakt, hè! De eerste keer dat we bij elkaar kwamen, lag de tafel bezaaid met kladjes en krabbels. Met jouw gedichtjes, mijn creativiteit en met de contacten die ik had met een fotograaf en vormgever, konden we dit samen maken.” Romy aarzelt even. “Ik mis soms wel het directe contact met cliënten, zoals ik dat bij Horeb had. Maar inmiddels heb ik ervaren dat God nog steeds mensen op mijn pad brengt, zoals Joukje.” Joukje: “Ik weet nog dat je dat een keer tegen me zei. Ik was toen zo verbaasd. Ik?” – Joukje houdt haar duim en wijsvinger dicht bij elkaar – “Zo’n klein mensje, door God op jouw pad gebracht?” Romy knikt. “Dat was precies wat Hij deed. Ik mocht jou vleugels geven en zeggen: ‘Sta op, ga ervoor!’”
Streng zijn voor jezelf
Joukje: “Ik noem Romy weleens het ‘motortje’ achter mijn werk. Het is zo makkelijk om die stem in je hoofd te horen die zegt dat je het allemaal niet goed doet. Vooral aan het eind van de dag kan ik die last voelen. Ik denk dan veel na over al mijn fouten en gebreken. Ik kan zo streng zijn voor mezelf, maar het beperkt me zo.” Romy: “Dat streng zijn herken ik ook wel. Ik beeld het altijd zo uit.” Romy trekt een verbeten gezicht en kromt haar vingers. “Ik was altijd zo krampachtig. Ik moest echt leren loslaten. Dat heb ik wel geleerd na de situatie met Horeb. En ik ben niet de enige: dit komt vaak voor bij mensen die in de zorg werken. We willen zó graag mensen helpen. We voelen die verantwoordelijkheid en als christen willen we ons ook nog dienstbaar opstellen. Maar we vergeten weleens dat God zegt: ‘Heb uw naaste lief als UZELF’. Je moet eerst goed voor jezelf zorgen, om voor die ander te kunnen zorgen. Ik denk dat iedereen kan leren om minder streng voor zichzelf te zijn, maar soms moet je daarvoor wel door een heel diep dal. En soms zijn daar ook echt professionele gesprekken voor nodig, om te begrijpen waaróm je zo met dingen omgaat. Waar komt die krampachtigheid vandaan? Pas als je dat begrijpt, kan je eraan werken.”
"Ik denk dat iedereen kan leren om minder streng voor zichzelf te zijn, maar soms moet je daarvoor wel door een heel diep dal."
Mildheid en ontspanning
Joukje: “In mijn gezin probeer ik drie woorden mee te geven: regie, keuze en mildheid. Je hebt zelf de regie over je dag, over je emoties… Je hebt een keuze hoe je met situaties omgaat, daar kan je de regie in pakken. Daar gaat het gedichtje ‘Bloei’ ook over: ‘Wat ik aandacht geef, dat groeit. Aan mij de keuze wat er bloeit’. Wat ik ook heel belangrijk vind, is mildheid. Wees eens wat aardiger voor jezelf. Wees aan het eind van de dag niet kritisch, maar kijk eens naar wat je goed hebt gedaan.” Romy haakt in: “Mildheid strooi je eigenlijk als een sausje over alle situaties heen. Het brengt je zoveel verder. Het geeft ook zoveel ontspanning als niet alles goed hoeft te zijn. Ik heb echt moeten leren dat niet perfect ook goed genoeg is. Dat is spannend, maar dan blijkt mijn functioneringsgesprek nog steeds positief te zijn. Of mijn werkgever bedankt aan het eind van de dag voor mijn bijdrage. Dan denk ik: zie je wel, het is goed zo.” Joukje moet lachen: “Ja, ik heb nog geprobeerd ons gesprek voor te bereiden, er zit een notitieboekje met aantekeningen in mijn tas, maar jij zei: ‘Ach, ik zie wel’. Dat vind ik zo knap!” Romy glimlacht. “Ik probeer ook met zoiets ontspannen om te gaan. Een zin uit een liedje van Matthijn Buwalda helpt me daar ook steeds bij. Daarin zingt hij: ‘Ligt de lat weer veel te hoog? Loop er dan lachend onderdoor. Wie heeft gezegd dat je eróver moet?’”
Taboe doorbreken
Romy ziet het als de missie van haar generatie om het taboe op psychische problemen te doorbreken. “De naoorlogse generatie was meer van de struisvogelpolitiek. ‘Hard werken en kop in het zand’, dan waait het vanzelf allemaal wel weer over. Ik wil dat het normaal wordt gevonden als mensen therapie hebben.” Joukje: “Zo voed ik mijn kinderen ook op. Ik vertel hun dat sommige mensen meer last hebben van angst of dwang dan anderen. En dat het iets is wat er gewoon bij kan horen.” Romy: “Het geeft zoveel lucht om therapie te hebben. Ik denk dat iedereen het wel een keer kan gebruiken in zijn leven.” Joukje is het daarmee eens. “We mogen vieren dat God in zwakheid sterk kan maken. Dat moeilijke perioden gebruikt kunnen worden als kracht. Dat we ons niet hoeven te schamen, maar mogen uitdelen in wat we meemaken.”
‘Knipooggjes’
Joukje deelt uit met haar gedichtjes, die ze ‘Knipooggjes’ noemt. De dubbele g staat voor ‘geestelijke gezondheid’. Joukje: “Met mijn gedichtjes wil ik doorgeven wat God aan mij geeft. Het is zo moeilijk om hoop te hebben als je in een dal zit. Dat merk ik ook aan mensen die ik spreek. Ze vragen zich af of het ooit beter wordt. Het verschil is dat ik nu door dat dal heen ben en wéét dat het inderdaad beter kan worden. Vanuit mijn eigen ervaring kan ik anderen nieuwe moed geven. De schaamte voorbij!”