“Nachten lag ik te worstelen, vol wanhoop. ‘God, gaat het nog veranderen?’ Het enige wat bleef hangen, was de tekst die ik een week ervoor had gehoord: ‘Laat los en blijf op Hem vertrouwen, laat los, laat los…’” Karel (39): “Ik zie mezelf nog zitten bij De Hoop. Mijn vrouw en haar begeleider zaten als twee sterke vrouwen tegenover me. Mijn vrouw had aan de begeleider verteld wat ze die dag ook tegen mij zei: ze wilde scheiden, vanwege mijn drankprobleem. Het ging niet meer voor haar. De begeleider schreef op een vel papier en schoof het over tafel naar mij toe. ‘Vanaf nu stop ik met drinken’, stond erop. ‘Ga dit maar even tekenen’, zei ze.”
“Ik kreeg het benauwd. Ik zei: “Ik zie dat het nodig is en ik zou wel willen, maar ik durf niet. Ik durf het écht niet. Wat ligt erachter? Wat gebeurt er als ik stop met drinken? Wat komt er dan naar boven?” Ik was doodsbang. “Mag ik met je bidden?”, vroeg de begeleider. “Graag”, zei ik. Ze bad. Toen kwam er zo’n rust over mij, zo’n kalmte. Het was alsof God zei: ‘Dít ligt erachter. Dit is wat ik je zal geven als je stopt met drinken.’ Vanaf die dag heb ik geen druppel meer aangeraakt. Ik ben nu meer dan vijf jaar clean.”
Karel vertelt zijn verhaal op een gevoelig moment. In hun huwelijk is het opnieuw onrustig, maar Karel en zijn vrouw willen getuigen van Gods werk in hun leven. Biddend gaan ze hun weg en in geloof zetten ze deze stap.
“Het was alsof God zei: Dit is wat ik je zal geven als je stopt met drinken.”
Drinkvrienden
De periode na Karels handtekening onder het papier was loodzwaar. “Het lied ‘Houd vol’ van Kees Kraayenoord heeft mij erdoorheen gesleept. Hij laat niet los! Ik sloot mezelf op in huis om het vol te houden en cancelde alle sociale activiteiten. Zo beschermde ik mijzelf. Het bleek al snel dat mijn vrienden ‘drinkvrienden’ waren. Toen ik niet meer mee wilde doen, raakte ik ze snel kwijt. Een flesje opentrekken, dat was wat ons samenbond. Het deerde me niet: ik was tenslotte om dezelfde reden met hen bevriend. Degenen die het snelste mee wilden drinken, stonden bovenaan in mijn contactenlijst.”
Probleemgedrag
Karel worstelde zich met Gods hulp door de eerste maanden heen en werd daarbij begeleid door De Hoop. Uiteindelijk blijft hij jarenlang clean. Toch bleven pijnpunten uit het verleden de kop opsteken. “Een tijdje terug ging het opnieuw niet meer voor mijn vrouw. Ik bleef bepaald gedrag vertonen dat bij een verslaving hoort. Ik had zo vaak gezegd dat ik de oplossing had gevonden voor probleemgedrag, beloofde steeds dat het dít keer echt anders zou worden. Na de zoveelste veelbelovende verandering, trok zij het niet meer. Ze kon me niet meer geloven. Ze was zo beschadigd geraakt door mijn gedrag, dat ze niet langer met me verder wilde.”
Patronen
Karel was dan wel clean, maar bepaalde patronen zijn hardnekkig. “Ik controleerde mijn vrouw en claimde haar, ik manipuleerde haar met mijn gedrag. Ik kon haar bijvoorbeeld met opzet negeren. Ik dacht niet na over wat het met haar deed. Ik was steeds op zoek naar bevestiging, maar als ik aan het eind van de dag in bed lag, was het nooit genoeg geweest. Niets was ooit genoeg voor de leegte die vanbinnen zat. Ik was zó op zoek naar erkenning, zocht zó hard naar bevestiging, dat alles om mij ging. Mijn vrouw zei eens: ‘Karel, het is alsof jij midden in de woonkamer staat en wij er als gezin omheen draaien’.”
Niet gezien
Langzaam ontdekt Karel dat ‘zien en gezien worden’ een groot thema is voor hem. In zijn jeugd voelde Karel zich niet gezien. “Met een gehandicapte vader en vijf kinderen thuis, had mijn moeder haar handen vol aan zorgtaken. Ze deed haar uiterste best, maar voor emoties was weinig tijd en aandacht. Hoe ga je om met boosheid? Hoe ga je om met verdriet? Ik had geen idee. Wat ik wel wist, was dat boosheid werkte. Als je boos genoeg wordt, deinzen mensen terug. Ze laten je met rust. En dan zijn ze precies waar ik ze hebben wilde. Kom niet te dichtbij.” Bij De Hoop leerde Karel dat hij twee dingen deed in zijn leven: bevestiging zoeken en verdoven. “Die bevestiging kon ik niet vinden, daarom ging ik verdoven. Op mijn veertiende begon ik met drinken, daar werd ik heel rustig van. Het gevoel van leegte nam af. Met het drinkgedrag kwam ook de erkenning: ik hoorde erbij in de groep. Zo bleef ik jaren drinken. Ook blowde ik erbij, 10 tot 15 blowtjes op een dag. Thuis waren ze bezorgd om mij. Dat was wat ik wilde, aandacht! Ook al was het negatieve aandacht.”
“In die pijnlijke worsteling leerde ik de kern van het geloof: als er niets is - toch vertrouwen. En als ik niets zie - toch geloven.”
Complexe PTSS
“Alles wat ik deed, was een schreeuw om die aandacht. ‘Zie mij!’ Ik had niemand om mij mee te identificeren, mijn vader was gehandicapt. Ik wist niet beter dan dat mijn moeder voor hem zorgde. Dat verwachtte ik jaren later ook als vader en als echtgenoot van mijn vrouw. Toen ik uiteindelijk weer in therapie ging, werd het juist nog vele malen erger. Dat was voor mijn vrouw heel moeilijk. Zij dacht: “Karel zoekt hulp, nu gaan de dingen veranderen.” Maar ik dacht: “Nu heb ik een label, complexe PTSS. Dat verklaart waarom ik ben wie ik ben.” Ik ging als het ware achterover hangen en werd nóg passiever. Tot iemand uit mijn omgeving mij ermee confronteerde. Die zei: ‘Karel, je bent jouw vader geworden.’ Dat kwam hard binnen.”
Fotoboeken
“Een therapeut van De Hoop adviseerde me toen om met mijn oudere zus te praten. Wie was mijn vader, voordat hij beschadigd raakte door hersenbloedingen? Samen keken we fotoboeken door, met foto’s die ik nooit eerder had gezien. Foto’s van mijn vader, toen hij nog gezond was. Ik zag een foto van mijn vader, die tijdens het verschonen van mijn zusje een pamper op zijn hoofd legde. Dat gaf me zoveel opluchting. Die grap maakte ik ook als ik mijn kinderen verschoonde. Ik herkende iets van mezelf. Dat heeft me veel goeds gedaan.”
“Iemand zei tegen mij: ‘God vormt je waar dat het meeste pijn doet.’”
Diep gat
Recent verbleef Karel een tijd in Pastoraal Diaconaal Centrum de Herberg, een plek om tot rust te komen. Zo kon hij zijn vrouw ruimte geven. “Toen ik in de Herberg zat, kwam ik in een diep gat terecht. Het voelde alsof ik voor een diepdonkere gang stond, met trauma’s die ik niet onder ogen wilde komen. Ik voelde me zo eenzaam, los van mijn gezin. Nachten lag ik te worstelen, vol wanhoop. ‘God, gaat het nog veranderen?’ Het enige wat bleef hangen, was de tekst die ik een week ervoor had gehoord: ‘Laat los en blijf op Hem vertrouwen, laat los, laat los…’ Iemand zei tegen mij: ‘God vormt je waar dat het meeste pijn doet.’ Hij moest twee boomstammen in mijn leven omzagen: mijn ongeduld en mijn rappe tong, die ook vuur kon spuwen. Ik wilde dat het sneller ging en dat het goedkwam. Ik smeekte God: ‘Geef me iéts, een sprankje hoop!’ Al zou God zeggen dat het nog tien jaar ging duren, dan wist ik in ieder geval dat het goedkwam. Ik wilde perspectief. Maar in die pijnlijke worsteling leerde ik de kern van het geloof: als er niets is – toch vertrouwen. En als ik niets zie – toch geloven. Dat heb ik zo nodig gehad.”
“Het liefst deelde ik die ervaring met mijn vrouw. Maar zij wilde ruimte en afstand. Dat was de tweede beproeving. Ik moest mijn mond leren houden. Het was niet wat zij op dit moment nodig had. Ik moet het nog steeds leren. Niet oplossen, maar luisteren. Iemand zei tegen mij: ‘Je bevindt je op Gods terrein. Je vrouw vraagt niet om tijd en ruimte, het is God die het van je vraagt. Jij moet aan de kant.’”
Verleiding
Wachten viel Karel zwaar. “Het voelde soms zo zwart, dat de verleiding me aanvloog. ‘Pak er eentje, de supermarkt zit om de hoek. Doe het nu gewoon. Al drink je jezelf dood, dan is het maar klaar. Het is toch allemaal niks meer.’ Ik ben op de automatische piloot naar de begeleiding gewankeld. Dat moet wel de leiding van de Heilige Geest geweest zijn. Ik heb alles met de begeleiding gedeeld en dat was mijn redding. Dat zwarte gat kan als een vrije val voelen. Ik had het gevoel dat ik te pletter viel en dat niemand me opving. Maar als je deelt wat er in je omgaat, strekken mensen hun armen uit en vangen ze jou. Ook God strekt Zijn vleugels als een adelaar en zal je nooit laten vallen.”
“Het is nodig dat je jouw gevoelens deelt met anderen. Je kan dit monster niet alleen verslaan. Het is een sluipmoordenaar.”
Je kan het niet alleen
“Als je worstelt met een verslaving of met het leven zelf, staan mensen niet in een rij voor je deur om te helpen. Je zal je zelf naar hen moeten uitstrekken en om hulp moeten vragen. Ik ken de schaamte en de angst die je kan tegenhouden. Daar moet je doorheen. Je kan het allemaal alleen proberen, dat heb ik ook lang genoeg gedaan. Maar als ik het alleen kon, was ik niet verslaafd geweest. En als ik het alleen kon, had ik niet zo diep hoeven zitten. Je kán het niet alleen. Het is nodig dat je jouw gevoelens deelt met anderen. En dan zullen er mensen zijn die voor je klaarstaan. Maar jij moet als eerste die stap zetten. Dat zou ik ook willen zeggen tegen mensen die al een tijd clean zijn. Bouw in een rustige periode aan een gezond netwerk. Als dan de dag komt dat het zwaar wordt, hoef je het niet alleen te doen. Dat ga je niet winnen. Je kan dit monster niet alleen verslaan. Het is een sluipmoordenaar.”
Erkenning
In de toekomst wil Karel zijn lessen inzetten voor een ander. “Niemand begrijpt de eenzaamheid van een verslaving, alleen iemand die daarmee bekend is. De eindeloze zoektocht om de leegte vanbinnen te vullen, de verleiding die steeds trekt, de eenzame avonden dat het stemmetje jou lokt: ‘pak er eentje’, het gevecht vanbinnen dat je niet kan winnen, behalve als je het deelt met een ander, omdat het anders blijft groeien en groeien en jou er langzamerhand onder krijgt. Het trekt je leeg, het put je uit. Die diepte, die begrijpt haast niemand. Daarom wil ik later ook graag anderen helpen. Zodat ik ze kan aankijken en kan zeggen: ‘Die eenzaamheid, hè?’ Dát is erkenning.”
Vergeving
Karel vond uiteindelijk ook aanvaarding. “Op een dag belde ik mijn moeder en vertelde haar wat ik gemist had in mijn jeugd. Ze begreep het en erkende het. Toen kon ik haar vergeven. Door de telefoon voelde ik zo’n opluchting aan de andere kant. Er viel een last van haar schouders. De pijn stond lang tussen ons in. Nu deed ik haar een handreiking en konden we ervaren: ‘als er vergeving is, kan er genezing zijn’.”
Gods liefde
“Bij De Hoop kan je delen wat er in je omgaat, ook waar je in het geloof mee worstelt. Sommige mensen helpen een ander, omdat ze gewoon graag willen helpen. Anderen helpen, omdat ze vanuit Gods passie Zijn liefde door willen geven. Dat laatste proef je bij De Hoop. Ál je vragen mogen er zijn. ‘Ziet God me wel? Begrijpt Hij mijn wanhoop? Heeft Hij een rol in mijn leven?’ De medewerkers bidden met je. Toen ik vijf jaar geleden stopte met drinken, stonden ze bij De Hoop voor me klaar. ‘Wij zijn er voor je, Karel. Wij vangen je op. Wij begeleiden je door dit proces.’ En dat deden ze, elke keer opnieuw. Ik mocht leren dat ik Gods geliefde kind ben. Mijn identiteit ligt in Hem, op aarde én later in de hemel. Wat heb je dan nog meer nodig?”
Dit artikel verscheen in magazine Hoop, editie maart 2024.