Ze grist een mes uit het keukenblok en houdt het recht voor zich uit. Eindelijk iets waarmee ze hem op een afstand kan houden. Zijn aarzelende stappen in haar richting stoppen. Hij blijft veilig op de drempel van de woonkamer staan. Dat zijn ogen vol zorgen staan en dat hij zijn armen troostend uitstrekt, ziet ze niet. Door haar samengeknepen ogen, gefocust op het gevaar, ziet ze alleen zijn schim, hoort ze alleen de lage mannenstem, ziet ze alleen de gestrekte arm die naar haar opgeheven lijkt. Net kon ze nog geen kant op, maar nu heeft zij de controle. Niemand zal haar iets aandoen, niemand zal haar slaan. Niet nu zij ineens meer kracht heeft.
Hij staart naar zijn lieve vrouw. Net zag hij de opluchting flitsen toen ze het mes te pakken kreeg. Nu is haar gezicht weer een masker dat hij nauwelijks herkent. Haar lippen samengeperst, haar ogen wijd open van angst. Elke stap die hij voorzichtig in haar richting doet, jaagt haar verder weg. Ze trekt zich steeds verder terug, sluipt stapje voor stapje achteruit de keuken in, zonder haar blik ook maar een moment van hem af te halen.
Behoedzaam sluipt ze verder achteruit richting de badkamer, draait zich om voor de laatste meters en rent haar veilige haven binnen: een kamer met een slot. Dat heeft ze al in haar jeugd ontdekt, vertelde ze hem eens: als ze maar snel genoeg was, sneller dan haar vader, als ze maar op tijd een kamer met slot indook, dan was alles goed. Moedeloos laat hij zijn armen naast zijn lichaam vallen. Hij wil haar zo graag troosten, haar tegen zich aanhouden en haar laten weten dat ze veilig is bij hem. Maar op momenten zoals deze ziet ze hem niet. Dan ziet ze alleen de demonen in haar hoofd.
Trouw wacht hij bij de badkamerdeur. In de woonkamer staat nog steeds een half afgeronde maaltijd. Daar liggen ook de scherven van het glas dat ze per ongeluk heeft laten vallen. Het glas dat haar vol paniek had laten opkijken naar hem en haar vlucht in gang had gezet. Meer is er soms niet nodig. Hij zit en wacht. Er lijken uren voorbij te gaan voordat hij het eerste gesnik hoort. Nu is het voorbij. Ze zal hem weer herkennen. Eindelijk.
Zachtjes klopt hij aan. Na een tijdje doet ze de deur open, op een kier. Hij kijkt neer op zijn ineengedoken vrouw op de koude badkamervloer, een klein hoopje verdriet. Met het laatste spoortje angst in haar ogen kijkt ze naar hem op. Ogen vol tranen en verwarring, onbegrip over wat er net gebeurde. Voorzichtig knielt hij naast haar neer, strekt opnieuw zijn armen uit en biedt haar zijn veiligheid. Ze laat zich tegen hem aanzakken en geeft zich over. De strijd tegen haar herinneringen is weer gevoerd.